< Alle onderwerpen
Afdrukken

Paddock paradise

Een belangrijke stroming in de moderne paardenhouderij probeert voor paarden een zo natuurlijk mogelijke omgeving te creëren. Dat kan ook op een kleiner oppervlak. De verzamelnaam voor een dergelijke omgeving is paddock paradise, en de grondlegger is de Amerikaan Jaime Jackson. De gedachte is om een zo gevarieerd mogelijke omgeving aan te bieden, met verschillende soorten ondergrond (hard en zacht) en paarden te stimuleren zoveel mogelijk te bewegen. Dat kan bijvoorbeeld door water en voer op verschillende plaatsen (een eind uit elkaar) aan te bieden, en door tracks in te richten. Een track is een afgezet “wandelpad”. Op deze manier bootsen we de beweging van het paard in de natuurlijke omgeving (maar dan wel in de Verenigde Staten, en specifiek de Great Basin) na. Paarden laten daar sporen achter om van voergebied tot voergebied te trekken, en die sporen vormen veel gebruikte paden. De tracks lopen rond, waarmee paarden ze eindeloos kunnen volgen. Meestal is er een breder buitenpad en smallere tussenpaden. 

In de oorspronkelijke gedachte zorgt dit er ook voor dat het grasland (als dat beperkt is) zo veel mogelijk wordt beschermd.

In de eenvoudigste variant bestaat een paddock paradise uit een set van smalle paden, afgezet met stroomdraad. Hoe smaller de paden, hoe meer het paard wordt gestimuleerd om door te lopen. Eigenaren maken het pad vaak wel zo breed dat er nog een (klein) voertuig doorheen kan. Om beweging te stimuleren zijn voerstations en waterbakken langs de paden beschikbaar.

Om te voorkomen dat paarden elkaar in een hoek drijven, is het van groot belang dat een padddock geen scherpe hoeken heeft, maar bij voorkeur ronde vormen. Ook voor een paddock paradise is dat belangrijk: een track moet rondlopen en geen afgesloten einde hebben waarin paarden elkaar in een hoek of doodlopende straat kunnen drijven.

In een paddock paradise moet de verharding zo ingericht zijn dat paarden er het hele jaar door zonder hoefijzers kunnen rondlopen. Ook dat is gebaseerd op het werk van Jaime Jackson, die het natuurlijke slijtagepatroon van wilde paarden bestudeerde, in combinatie met de ondergrond waarop paarden in die omgeving lopen. Het gaat dan bijvoorbeeld om paden met grote, ronde stenen. Uitgangspunt daarbij is dat het paard met de zwakste hoeven bepalend is voor hoe zwaar het terrein uiteindelijk wordt. De “bestrating” bestaat zo min mogelijk uit beton of klinkers, want dat is immers niet natuurlijk. 

In de paddock paradise bevinden zich een of meer hogere punten, zoals heuvels of bruggen. Het paard kan hier op de uitkijk staan, net zoals in de omgeving van de Great Basin. 

Om de natuurlijke situatie zo optimaal mogelijk na te bootsen is de kudde in een paddock paradise gemengd. Eigenlijk moeten dan ook hengsten, ruinen en merries samen staan, maar dat is vrijwel onmogelijk te realiseren in de moderne paardenhouderij. Ook meerdere ruinen en merries door elkaar gaat niet altijd goed.

Het voer wordt bij voorkeur in kleine hoeveelheden verspreid over de tracks aangeboden, om het natuurlijke foerageergedrag na te bootsen. In slowfeeders aanbieden is uit den boze (want dan beweegt een paard te weinig). Aanbieden op plekken met veel zand is ook niet handig, want dan eten de paarden te veel zand bij het voer.

De grote paden zijn maximaal 4 tot 5 meter breed. Over de minimale en maximale afmetingen bestaat weinig overeenstemming, maar heeft meer te maken met het aantal paarden dat er op staat. Een halve hectare lijkt wel het minimum, en daarna geldt tussen de 3 en 6 paarden per hectare.

Inhoudsopgave
× Contact via WhatsApp