< Alle onderwerpen
Afdrukken

Eetsysteem van het paard

Het paard is een niet-herkauwende planteneter. Het verterings- en stofwisselingssysteem is gericht op het verwerken van een dieet van wisselend voer met per seizoen een verschillende hoeveelheid voedingsstoffen. Het verteren van voedingsstoffen gebeurt op verschillende plekken: in de dunne darm (zetmeel, eiwitten en vet) en in de dikke en blinde darm (vezels en andere koolhydraten).

Het voedsel van een paard in het wild is over het algemeen overvloedig aanwezig, maar varieert wel in kwaliteit en kwantiteit afhankelijk van de seizoenen. De verandering in kwaliteit en kwantiteit is langzaam (meestal enkele weken, soms enkele dagen), wat ervoor zorgt – in combinatie met de overvloed aan gewassen – dat er altijd wel iets te eten is.

Het spijsverteringssysteem van paarden is aangepast aan een dieet dat rijk is aan vezels en weinig zetmeel en energie bevat. En een paard is het gezondst als het voedsel eet dat langzaam verteerd wordt. Die langzame vertering is nodig omdat het spijsverteringssysteem zo werkt dat het een vrijwel doorlopende aanlevering van kleine hoeveelheden voedsel per keer kan verwerken, precies zoals grazen werkt.

Paarden voeden zich vaak met energiearme en vezelrijke planten. Het tekort aan energie vangen ze op door meer te eten als er minder energie uit het voedsel te halen is, en door de manier waarop het spijsverteringssysteem werkt. De maag van het paard is vrij klein en altijd relatief vol: in natuurlijke omstandigheden is de maag dus vrijwel nooit helemaal leeg.

Paarden eten met het hoofd laag bij de grond (de standaard graas-positie). Op deze manier kunnen ze – door de vorm van het hoofd en de stand van de ogen – goed over de omgeving heen kijken. Tijdens het eten tillen ze vaak hun hoofd op, waarschijnlijk om de omgeving af te speuren naar mogelijk onraad. Ze doen dat echter niet alleen in een omgeving waar ze goed van zich af kunnen kijken – waarom is niet duidelijk.

Een paard dat op de grond wordt gevoerd schraapt daar met een hoef doorheen. In de natuurlijke omgeving doen ze dit om bijvoorbeeld wortels van planten op te graven (waarna ze dan alleen de wortel van de plant eten). Wellicht is dit gedrag in de gedomesticeerde omgeving een nabootsing. 

Het paard is geëvolueerd van een “browsende” naar een “grazende” herbivoor, met een verteringssysteem dat is toegerust om vezelrijk en vers voedsel te consumeren, tussen de 16 en 18 uur per dag. Dat consumeren bestaat uit “scharrelen” en gebeurt selectief, op een grote verscheidenheid aan plantensoorten.

Een paard dat de keuze heeft uit meerdere soorten voer eet vaker en langer dan als het maar een enkel voer krijgt. 

Een paard dat pellets krijgt besteedt 12.3% van de tijd die ze voor bewegingen (stap, draf en galop) krijgen, terwijl een paard dat hooi krijgt 19.1% van de tijd aan beweging besteedt.

De verzamelterm voor een paard dat op zoek is naar voedsel is foerageergedrag. Het gaat dan bijvoorbeeld om grazen, browsen en scharrelen. Een paard dat foerageert snuift, bijt, kauwt of manipuleert voedsel op de een of andere manier.

Hoe beter een paard kauwt (en hoe langer het kan kauwen), hoe efficiënter de spijsvertering: enzymen kunnen beter inwerken op kleinere deeltjes met een groter oppervlak.

Beaver, 2019
Doorn, 2005
Elia, 2010
Gleerup, 2015
Goodwin, 2002
Ralston, 1984
Ralston, 1986
Ralston, 2007
Sarrafchi, 2013
Sweeting, 1985

Inhoudsopgave
× Contact via WhatsApp