< Alle onderwerpen
Afdrukken

Invloed op het graasgedrag

Het kiezen van een voergebied is primair afhankelijk van drie factoren: hoe dichtbij het is, hoe groen en hoe hoog het gras.

Het graasgedrag van paarden kent externe en interne invloeden. Voorbeelden van externe invloeden zijn het weer, seizoen, beheer van het land, smakelijkheid, structuur en overvloed van het gras, verteerbaarheid en monotonie van het gras. Interne invloeden zijn de selectiviteit van het dier, de voedingswaarden die het nodig heeft, grootte en frequentie van de hap die het dier neemt, beïnvloed door de honger die het heeft, samen met leeftijd, geslacht en eerdere ervaringen. Maar ook de afstand tot water, de dreiging van roofdieren, de mogelijkheid om in de omgeving een schuilplaats te zoeken (bijvoorbeeld op het heetst van de dag, of om insecten te ontlopen) spelen een rol.

Beoordeling van de gewassen
Omdat de omgeving waarin het paard zich bevindt voortdurend verandert (bijvoorbeeld door de wisseling van seizoenen) is het belangrijk dat het paard de vegetatie beoordeelt en zo controleert wat de voedingswaarde is (of als het nieuwe vegetatie is, of het paard dat kan eten). Ze moeten kijken naar het soort plant en deel van de plant die ze willen eten en een afweging maken tussen de hoeveelheid en kwaliteit van het beschikbare voer. Dit is een constante afweging. Omdat het paard de inname van voedsel wil maximeren, zal het op een bepaald moment een feeding location verlaten en naar het volgende gaan. Dit betekent dat paarden altijd op zoek gaan naar de locatie waarvan ze weten of vermoeden dat deze de hoogste hoeveelheid voedsel heeft. Dat vermoeden baseren ze op visuele kenmerken, zoals de lengte van het gras. Ook helderheid speelt een rol, omdat gras met een hogere helderheid meer stikstof heeft. 

Invloed van het weer
Weersextremen (zoals warmte, droogte, wind en regen) beïnvloeden de duur van grazen. Bij sommige paarden en pony’s zorgt de invloed van het seizoen voor ander graasgedrag, bijvoorbeeld doordat paarden in de zomer vaker ‘s nachts grazen. Het grazen volgt verder de tijden van zonsopkomst en zonsondergang.

Structuur van het gewas
De structuur van het gewas bepaalt hoe groot de hap is die het paard neemt. De meeste voedingsstoffen per hap halen ze uit gewas met de bladeren dicht op elkaar en weinig stelen. Als er niet genoeg gewas is, dan eten paarden langer en nemen ze meer happen. Als de hoeveelheid gewas toeneemt, eten ze ook meer. Grazende dieren hebben een direct effect op de samenstelling van de begroeiing: de groei van de meest eetbare planten neemt af. Omdat er maar een paar plantensoorten nodig zijn in het dieet van verschillende grazende dieren en verschillende soorten grazers andere voorkeuren hebben, is het goed voor het gewas als het door verschillende dieren wordt begraasd. Dat zorgt voor een betere balans van de gewassen.

Specifieke grassoorten
Waarom paarden voorkeur hebben voor een bepaalde grassoort is niet duidelijk – waarschijnlijk speelt de geur van het gras hierbij een rol, gevolgd door de smaak en textuur (als een paard op de geur is afgekomen). We weten niet welke onderdelen van de plant (of de samenstelling) paarden aantrekt.

Lengte van het gras
Paarden eten bij voorkeur kort gras (tussen de 1 en 4 centimeter). Vanaf een lengte van 17 centimeter eten ze het vrijwel niet meer. De hoeveelheid tijd die een paard etend doorbrengt in velden met verschillende lengtes gras wisselt niet. De reden dat kort gras aantrekkelijker is, is dat lang gras weliswaar meer vezels bevat, maar dat gaat ten koste van de smakelijkheid.

Carson, 1983
Fleurance, 2009
Roguet, 1998

Inhoudsopgave
× Contact via WhatsApp