< Alle onderwerpen
Afdrukken

Samenstelling

Groei van een kudde (door de geboorte van veulens) is vrijwel altijd tijdelijk. De hengst verjaagt een jonge hengst vanaf het moment dat deze vruchtbaar is. Hij leeft dan eerst een aantal jaar samen in een groep met andere jonge hengsten en gaat daarna zelfstandig op zoek naar een eigen kudde. Jonge merries vertrekken rond het tweede of derde jaar op eigen initiatief uit de kudde, om inteelt te voorkomen. Als een merrie in oestrus is en er geen hengst in de kudde is, dan kan de merrie de kudde tijdelijk (enkele dagen) verlaten. Soms gaan de nakomelingen van de merrie dan mee.

In de gedomesticeerde omgeving bepaalt de mens de omvang en samenstelling van de kudde, en die wijzigt nog wel eens. Maar ook in het wild maken we aanpassingen. Zo wordt bij veel “feral” kuddes beheer gedaan op de omvang van de kudde als geheel of het aantal hengsten dat erin voorkomt. 

In de moderne paardenhouderij is het heel moeilijk rekening te houden met de manier waarop een kudde in het wild werkt. De eigenaar verhuist of verplaatst een paard en haalt deze abrupt uit de kudde. En terwijl kuddes in het wild uitbreiding alleen meemaken in de vorm van de geboorte van een veulen of de komst van een (jonge) hengst als uitdager, plaatsen wij nieuwe paarden er zomaar bij. 

Hoewel in de gedomesticeerde omgeving het stabiel houden van de kudde belangrijk is, is het niet te voorkomen dat er wijzigingen in de samenstelling optreden. De beste manier om met een dergelijke verandering om te gaan is als paarden in groepshuisvesting leven, en niet in afzonderlijke stallen. In stallen naast elkaar wordt vrijwel nooit rekening gehouden met de relatie tussen paarden onderling, terwijl daar in groepshuisvesting veel meer mogelijkheden voor zijn. Een paard moet dan wel de ruimte hebben om zich af te kunnen zonderen van andere paarden, dus de grootte van de huisvesting is belangrijk.

Een ander belangrijk aspect bij de samenstelling van de kudde in de gedomesticeerde omgeving is dat de verhouding tussen de leeftijd van de paarden in de kudde. Zoveel mogelijk gemengde leeftijden is veel beter voor de socialisatie van jonge dieren en de stabiliteit in de kudde, dan paarden van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht bij elkaar zetten – zoals de gedomesticeerde omgeving meer regel dan uitzondering is.

Weke paarden een onderlinge relatie (gaan) opbouwen is van tevoren niet te voorspellen. Het is daarom beter om de samenstelling van een gedomesticeerde kudde goed te monitoren en eventueel veranderingen op basis van die monitoring door te voeren.

Een verandering van de samenstelling van de kudde moet zo veel als mogelijk worden vermeden. Als het toch niet anders kan, dan is familiariteit een belangrijke factor bij de samenstelling. Een paard dat in een nieuwe kudde terechtkomt doet het veel beter als er tenminste een paard is dat het al kent.

Hoe groot een groep in de gedomesticeerde omgeving is, is van allerlei factoren afhankelijk: bijvoorbeeld de beschikbare ruimte waarin de paarden staan. Dat kan een kleine zandpaddock zijn, maar ook een grote wei. Wat de ideale samenstelling en grootte van een groep in de gedomesticeerde huisvesting is, is niet geheel duidelijk. Een grotere groep kan leiden tot meer stress en agressie, omdat het lastig is een hiërarchie vast te stellen in een grote groep. Maar een grote groep maakt het voor individuele paarden ook makkelijker om elkaar uit de weg te gaan. Soms wordt geadviseerd om een even aantal paarden in een groep te plaatsen – dat bevordert vriendschappen, en paarden vormen vrijwel altijd een koppel met een ander paard. Bij te grote groepen of te veel paarden binnen een gebied stoppen paarden bijvoorbeeld met rollen, en is er veel agressief gedrag.

In het wild is de omvang van een kudde dus niet stabiel. Kuddeleden komen en gaan, bijvoorbeeld door verstoting van jonge hengsten, of het vrijwillige vertrek van geslachtsrijpe merries rond hun tweede jaar, om daarmee mogelijke inteelt te voorkomen.

Costa, 2019
McGreevy, 2004
Tyler, 1972

Inhoudsopgave
× Contact via WhatsApp